Dierck Hendrick Peynenborch
Dierce Hendrick Peynenborch.
Het oudste schild van het Heeswijkse gilde zilver (ook wel juweel geheten) draagt het jaartal 1696. Hoe zag Heeswijk er toen uit.
Op het kasteel en over het dorp werd de heerschappij gevoerd door Agatha Briell, Weduwe van Jacob van de Hoeven, die tijdens zijn leven pensionaris van ’s Gravenhagen was. Na de dood van haar man liet ze zegelstempels vervaardigen met haar naam en daaraan toevoegen: Vrouwe van Heeswijk. Ze gaf verder opdracht aan een Boxtelsen landmeter om de grond van het dorp Heeswijk nauwkeurig te beschrijven. Overigens maakte ze het haar onderzaten geenszins lastig, waarvoor trouwens ook niet de Franse troepen niet eens als bevrijders begroeten, om los te komen van het ondraaglijk zware Haagse juk. De drossaard (het waarnemend hoofd der gemeente) kon zelf verklaren, dat zijn huis door de Fransen was gespaard gebleven, dank zij de bemiddeling van de Heeswijkse Witheren. Op de abdij was mijnheer de Jode Prelaat.
Prelaat de Jode was geboortig van Gent en ook zijn parochiële hulp, Siardus van Hontsum, bracht een Zuid Nederlandse mentaliteit mee. Geen wonder dat ze voelden voor herleven van het St. Willebrordusgilde, dat gedurende den tijd van de grootste verdrukking (1629-1672) gedoemd scheen tot uitsterven.
In 1696 was Dierck Hendrick Peynenborch zo gelukkig den vogel (papegaai) af te schieten. Deze familie is thans uit Heeswijk verdwenen. De naam wordt in den tijd, die ons bezig houdt, ongelijk geschreven. Ze waren toen nog ver verwijderd van een officiële schrijfwijze en registers van den burgerlijken stand bestonden niet. Dat zou nog langer dan een eeuw duren. Soms leest men in nagelaten notities Henricus van Peynenburgh
(22 september 1670), een anderen keer van Henricus Peynenbeugh (20 december 1675 ). Diens vader heette eveneens Henricus. Wanneer de zoon Henricus hier bedoeld is, zou hij dezelfde kunnen zijn als Henricus Pynenborgh, die 23 maart 1706 overleed. In dat geval is hij niet oud geworden. Het schieten zat Dierck Peynenborch in het bloed. Want 12 april 1728 sterft Jan Hendrik Peynenborgh, die eveneens behoorde tot het gilde van St. Willebrord.
Dierck Hendrick Peynenborch verbeterde het zilver, zoals het heette, met een belangwekkende plaat, waarop zijn naam overduidelijk prijkt. Waar ze gemaakt is, kan men tot nog toe niet vaststellen, want ze draagt een ongewoon zilversmidsteken. Het is echter niet moeilijk op te merken welk beroep de schutter uitoefende. Boven op de plaat ziet men een herenschoen gegraveerd en een damesschoen in de maak. In het midden van de plaat is een wapen aangebracht met boven zo iets als een helm en er omheen een dekkleed. Wat stelt het wapen voor? Bij het eerste gezicht zou men zeggen: een stappende leeuw vergezelt van drie vogels (2 + 1). Bekijken we de leeuw echter van naderbij, dan blijkt, dat het een Hybridisch wezen is, waarvan het onderste deel een leeuw en de bovenste helft een kraaiende haan voorstelt. De drie vogels onder de haan-leeuw komen nu in een ander licht te staan. Ze kunnen niets anders betekenen dan dat Dierch Hendrick Peynenborch zich drie keer achter- een Koning had geschoten. Voorwaar geen kleinigheid! Dat een schutter twee malen achter elkaar zich Koning schoot, kwam nog al eens voor. Doch den derden keer faalde hij meestal. Het geluk diende echter Dierck Peynenborch. Zijn haan kraaide twee maal Koning en den derden keer: Keizer! De oudste gildeplaat van het Heeswijks zilver kunnen we dus een Keizersschild noemen.