Hendrikus Martinus Spierings

Koning 1862

Hendrikus Martinus Spierings.

In 1862 werd “Hendrikus Martinus Spierings” tot Koning uitgeroepen van het St. Willebrordusgilde te Heeswijk. Aldus staat het met keurige lettertekens in gegrift op de onderste helft van een hartvormig schild, waarmede hij het gildezilver verrijkte. Boven deze inscriptie, in de middelstrook van het schild, ziet men een zwaar geladen Meierijse hoogkar voortgetrokken door een sterk paard, voorzien van haam en zadel. De kostbare lading van de kar is verborgen onder een strak gespannen en fraai geplooide huif, welke vooraan bevestigd zit aan de uiteinden der burries en van achteren aan de toten. Onder de kar hangt de rosdoek. De voerman, gelaarsd en bedekt met een breed geranden hoed, leidt het paard aan de teugel. Beiden hebben ze een flink gangetje, want lustig knalt de zweep. Het schild zou niet af zijn, wanneer de beschermheilige van het gilde ontbrak. Deze kreeg de ereplaats: H Willebrord prijkt in den top. In de rechterhand houdt hij den bisschopsstaf en in zijn linker een boek, dat de heilige en blijde boodschap inhoudt. Naast hem, aan de linkerzijde, ligt een ton, waarvan het bomgat zichtbaar is. Deze voorstelling gaat terug op de overlevering, dat de heilige met een kruik de dorst van veertig mensen leste. Moge we hierin de verklaring vinden van de spotnaam, dien de Heeswijkers zich lustig laten welgevallen en tot op heden niet van zins zijn te verloochenen? Maar we keren terug tot onze schutterskoning. Wanneer iemand mocht menen, dat hij twee doopnamen droeg, Hendrikus en Martinus, zou hij zich vergissen. Want hij werd 6 mei 1835 gedoopt met enkel en alleen de voornaam Henricus. Doch zijn vader, die met Hendrina van den Dungen was getrouwd, heette Martinus. Naar zijn vader, Marten, noemde men de zoon; Driek (van) Marten en zo kreeg deze op het koningsschild een dubbele voornaam: Hendrikus Martinus. Martinus Spierings, zijn vader dus, was de zoon van Joannes Jansse Spirinx, die tot echtgenote had; Christina, een dochter van Delis van Gog. Matinus kwam ter wereld 7 December 1783. Hij volgde op Franciscus, die 19 Juni 1778 werd geboren. Marten trouwde, zoals boven reeds is geschreven, met Hendrina (ook Henrica genoemd) van den Dungen. Uit dit huwelijk kwamen zes kinderen voort. Het eerst verscheen een meisje, Christina geheten, dat later trouwde met Herman Coppens. Daarop werd een zoontje, Joannes, geboren, dat reeds op twaalfjarige leeftijd overleed. Dan volgde, als nummer drie, de 6de mei 1835, Henricus, die blijk gaf goede ogen te hebben, een vaste hand en vermoedelijk ook wel een scherp gehoor bezat. Hij hield van het geweer en wild. Geen wonder, dat hij zich aansloot bij de gildebroeders van St. Willebrord, te meer en te eerder, omdat zijn oom, Francis, daar reeds lauweren had geoogst als schutterskoning. Op zijn beurt schoot de jonge Driek (hij was toen 27 jaar) de vogel af, wat hem den koningstitel bezorgde. Op Driek volgden in het gezin van Marten Spierings twee meisjes. Catharina trouwde met Henricus Mulders en Anthonia ging het huwelijk aan met Adrianus van den Broek. Het zesde en laatste kind van Marten was een zoontje, Adrianus geheten. Deze sloeg de weg in naar de Abdij. Hij voelde zich in de Muggenhoek goed thuis en kon, als hij luisterde, de ritmische slag van de vlegels horen op de dorsvloer bij zijn broer. Bij de inkleding verwisselde hij zijn naam Adrianus tegen dien van den Zaliger Folcodus, die de Abdij van Berne acht honderd jaar geleden bij Heusden had gesticht. Folcodus Spierings was een bekwaam man. Wijlen Gerlacus van den Elsen, de boerenapostel, herinnerde zich gaarne, dat hij bij Mhr.Spierings theologie had geleerd. Later viel op hem de keuze, toen de Bisschop van Roermond aan de Abdij van Berne het rectoraat van Koningslust aan bood. Folcoldus Spierings stierf als pastoor van Elshout-Oudheusden. Intussen was zijn enigste en oudere broer Henricus, getrouwd met Wilhelmina Huijsmans. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren: Martinus en Henricus. Ze waren echter nauwelijks vijf en zes jaar oud, toen ze van de moederlijke zorg verstoken raakten. In de betrekkelijk jeugdigen leeftijd van 48 jaar riep God haar tot Zich. De weduwnaar trouwde met Joanna Voets. Ook zij ging hem in de dood vooraf. Zelf mocht hij een hoge leeftijd bereiken. Hij stief 27 December 1911, zes en zeventig jaar oud. Het oude gilde van St. Willebrord, waaraan hij in zijn jeugd zijn beste krachten had gegeven, was toen reeds enige jaren ontbonden. Het register der gildebroeders is spoorloos verdwenen. Maar dat hij tot deze broederschap behoorde, en haar sierde staat onuitwisbaar gegraveerd in een koningsschild van het gilde.